Zelf vragen bedenken bij een kortverhaal

 
 
 
 
 
 
 
 
 
Tekst: De Nozem - Frank Martinus Arion (1936)
 
 
 
Deel 1: Het meisje en de man
  1. Wat betekent nozem?
  2. Wat is de link tussen de titel en het verhaal?
  3. Waarom refereert hij naar zijn vader met een hoofdletter?
  4. Waarom is hij van school gestuurd?
  5. Waarom heeft hij zoveel bewondering voor zijn vader?
  6. Waarom is de moeder zwak?
  7. Waarom denkt hij meteen dat de man het meisje gaat aanranden?
  8. Waarom heeft hij steeds de drang om het goede te doen?
  9. Waarom laat hij zijn fiets achter en gaat hij te voet achter de man en het meisje aan?
  10. Waarom wil hij zo graag indruk maken op Vader?
  11. Als de man en het meisje op weg waren naar hun liefdesnest, waarom liepen ze dan zwijgend achter elkaar aan?
  12. Waarom is hij zo agressief?
  13. Hoe komt het dat hij de man kan blijven slaan zonder enig berouw te tonen?
  14. Waarom associeert hij zijn slechte eigenschappen met zijn moeder?
Deel 2: Vader zijn hopeloze blik
  1. Waarom komt Vader zo stoïcijns over?
  2. Waarom straft Vader zijn zoon niet?
  3. Waarom geeft hij zijn moeder de schuld dat hij 'zo...is'?
  4. Merken de ouders dan niet dat hun kind een probleem heeft?
Deel 3: Overspel en wraak
  1. Hoe weet hij dat zijn moeder, Vader bedriegt?
  2. Waarom geven Vader en moeder elkaar een zoen op het voorhoofd?
  3. Waarom spreekt niemand in dit gezin met elkaar?
  4. Zou Vader weten dat moeder hem bedriegt?
  5. Waarom spreekt Vader zijn vrouw niet aan over haar overspel?
  6. Waarom kijkt Vader haar vergevend aan?
  7. Waar haalt hij een revolver vandaan?
  8. Waarom beseft hij niet dat iemand neerschieten niet overeenkomt met het goede doen?
  9. Waarom is hij zo zelfzeker over zichzelf en zijn daden?
  10. Waar staat het symbool wit voor?
  11. Hoe kent hij het adres van de minnaar?
  12. Waarom reageert hij zo onbezonnen en valt hij de man meteen aan?
  13. Hoe komt het dat hij zonder enige moeite iemand kan neerschieten?
  14. Waarom vergelijkt hij zijn moeder met zichzelf?
  15. Waarom denkt hij dat zijn moeder blij zou zijn met de moord op haar minnaar?
  16. Wat zal zijn straf zijn voor deze daad?
 
VERDIEPING OP 3 HAMVRAGEN:
 
1. Wat is de link tussen de titel en het verhaal?
Vroeger had de term nozem geen negatieve connotatie maar ondertussen wel. Een nozem is een baldadig iemand die in de problemen geraakt door slechte keuzes te maken of fout te reageren op dingen. De nozem heeft goede bedoelingen maar geraakt doorgaans vaak in de problemen door zijn handelingen.
De link die er is tussen de titel en het verhaal is dat het hoofdpersonage een nozem is. Hij bedoelt het wel goed maar slaagt er toch keer op keer in om dingen fout aan te pakken. Hij ziet geweld als een oplossing voor (zijn) problemen. Hij denkt niet na en reageert zeer impulsief. Hij is geen slechte jongen maar hij is wel het pad kwijt, hij weet niet hoe hij dingen moet relativeren of hoe hij door middel van een gesprek eventuele misverstanden of geschillen kan oplossen.
Volgende citaten zijn hier een bewijs van:
  • "Hij was van plan iets goeds te doen."
  • "Nu zou Vader hem eens moeten zien, nu hij wilde helpen zoals Vader altijd hielp..."
  • "Moeder heeft bitter gehuild; zij geloofde haar jongen: haar jongen is niet slecht, haar jongen wil altijd het goede doen."
  • "Haast onfeilbaar zeker weet hij dat dit het grote goede is dat hij altijd heeft willen doen, dat dit onaanvechtbaar juist is."
  • "In een opwelling van vreugde, vreugde om het goede dat hij bezig is te doen, slaat hij de man, slaat hij de man!"
 
2. Waar komt de revolver plots vandaan?

Ik denk dat hij de moord goed voorbereid had, maar net niet goed genoeg. Zo wist het hoofdpersonage al langere tijd dat zijn moeder een affaire had. Hij wist waar de minnaar woonde, of dat dacht hij toch.

  • "Dit is de straat."
  • "Hij zet zijn fiets op de hoek van de straat; de straat is ook een symbool."
  • "Hij gaat te voet verder; hij kijkt niet naar de nummers."
  • "Hij wéét waar het is."
  • "Een lantaarnpaal staat pal voor het huis van de minnaar van zijn moeder, dat is nummer genoeg voor hem." 
  • "Hij twijfelt even, want de lantaarnpaal staat niet pal voor één deur, maar eigenlijk tussen twee deuren in."

In de tijd die hij nodig had om de affaire te ontdekken en te onderzoeken, zal hij zichzelf een revolver hebben aangeschaft. Het is wel duidelijk dat hij zich veel te zeker voelt in de buurt van de revolver.

  • "Hij bekijkt de kleine revolver in zijn hand. Hij staat op en voelt zich heel zeker van zichzelf."
  • "Daarna drukt hij de revolver tegen het hoofd van de man en schiet."
3. Waarom heeft de jongen zo'n bewondering voor zijn Vader en een slecht beeld van zijn moeder?

Het is duidelijk dat we hier te maken hebben met een jonge adolescent die verward is en nog volop bezig is aan zijn ontwikkeling. Iemand die op zoek is naar zijn identiteit en deze identiteit ook in vraag stelt.

  • "Hij reed maar wat te dwalen op zijn fiets, zich afvragend waarom hij was zoals hij was."
  • "Want met die vraag was hij altijd bezig."

Het is typisch voor jonge adolescenten dat ze de Vader als volwassen man idoliseren en de moeder als zwak aanzien. Zo is Vader voor hem een voorbeeld. Hij wil net zoals hem zijn.

  • "Nu zou Vader hem eens moeten zien, nu wilde hij helpen zoals Vader altijd hielp…"

Moeder daarentegen vindt hij zwak. Hij heeft medelijden met haar.

  • "Hij houdt ook van moeder, maar op een heel andere manier."
  • "Van Vader houdt hij met bewondering." 
  • "Van moeder met medelijden, want moeder is zwak."

Ook is het typisch voor zulke jongens om de moeder de schuld te geven van alle slechte dingen, die op dat moment aan de gang zijn in hun leven. Dit doet hij dan ook door moeder de schuld te geven dat hij zo is.

  • "Heeft zijn moeder hem geloofd omdat zij de enige is die weet hoe hij is, hoe zij zelf is…?"
  • "Omdat het misschien haar schuld is dat hij zo is?"

Dit is een duidelijk voorbeeld van een veronderstelling die hij maakt op basis van zijn verwardheid en foute kijk op de werkelijkheid. Hij probeert wanhopig antwoorden te vinden op de vragen die hem door het hoofd spoken en maakt daarbij verkeerde inschattingen. Het is namelijk niemand zijn schuld dat hij zo is. Hij is zelf verantwoordelijk voor zijn gedrag en zijn daden. In werkelijkheid zal Vader niet zo fantastisch zijn als hij denkt en moeder ook niet zo zwak. Een voorbeeld dat dit aantoont is wanneer hij de hopeloze blik beschrijft van Vader wanneer hij vertelt over het incident met de man en het meisje. Was Vader niet degene die altijd hielp? Waarom helpt hij hem dan niet?

  • "Vader heeft toen niets gezegd, hij heeft zijn zoon alleen maar aangekeken met die hopeloze blik in zijn grijze ogen."